Schenkingsrechten in Vlaanderen
U wilt (on)roerende goederen of uw onderneming wegschenken. Hoeveel schenkbelasting dient daarop betaald te worden in Vlaanderen? Wat zijn uw optimalisatiemogelijkheden?

Onroerende goederen
De schenking van in België gelegen onroerende goederen moet steeds via een Belgische notaris gebeuren (art. 19, 2° W.Reg.). Een dergelijke schenking moet bijgevolg steeds ter registratie aangeboden worden door de notaris, waardoor er in principe schenkingsrechten verschuldigd zijn (art. 19, 1° W.Reg.).
Toelichting
a. Voor de schenking van in het buitenland gelegen onroerende goederen geldt geen registratieplicht.
b. In Vlaanderen spreekt men sinds 1 januari 2015 van ‘schenkbelasting’ in plaats van ‘schenkingsrechten’ (art. 1.1.0.0.2, lid 1, 9° VCF).
Roerende goederen
Schenkt men roerende goederen via (Belgische of buitenlandse) notaris, dan moet deze schenking verplicht geregistreerd worden, waardoor er hierover registratierechten verschuldigd zijn (art. 19, 1° W.Reg.). Een schenking via notariële akte is bv. verplicht wanneer men enkel het vruchtgebruik of de blote eigendom van een roerend goed schenkt.
Andere schenkingen van roerende goederen kunnen in principe onderhands (dus zonder tussenkomst van de notaris) gebeuren, waardoor er geen schenkingsrechten over verschuldigd zijn. Het gaat dan bv. om een schenking door middel van een handgift of een bankgift. Niets belet echter dat de belastingplichtige een dergelijke onderhandse schenking vrijwillig ter registratie aanbiedt, waardoor er ook over deze onderhandse schenking registratierechten verschuldigd zijn.
Toelichting a. Een vrijwillige registratie van een onderhandse roerende schenking kan soms aangewezen zijn om de (duurdere) successierechten te vermijden. Dit zal met name het geval wanneer de schenker ernstig ziek wordt en de kans bestaat dat hij binnen de drie jaar (vijf jaar in het Waals gewest), te rekenen vanaf de datum van de schenking, overlijdt.
b. Een roerende schenking kan men als volgt vrijwillig laten registreren:
· digitaal via MyMinfin (sinds 1 mei 2022) (in de rubriek ‘Mijn interacties’ de nodige gegevens invullen bij ‘Een document indienen’);
· via de post (aanvraag sturen naar het scanningscentrum);
· fysiek na afspraak (enkel bij hoogdringendheid).
c. Om een schenkingsdocument geldig te kunnen registreren moet dit de volgende vermeldingen bevatten: de namen van de schenker(s) en de begiftigde(n); de opgave van het voorwerp van de schenking (met waardebepaling in euro); de fiscale woonplaats van de/elke schenker; de fiscale woonplaats van de/elke begiftigde; de datum van de schenking; de handtekeningen van schenker en begiftigde; de vermelding dat de begiftigde de schenking expliciet aanvaardt (https://financien.belgium.be/nl/particulieren/gezin/schenkingen/registratie#q2).
Bevoegde overheid
De schenkingsrechten zijn een gewestelijke belasting. De gewesten zijn dus bevoegd voor de grondslag, de tarieven en de vrijstellingen.
Woont de schenker in België, dan is het bevoegde gewest datgene waar de schenker zijn woonplaats (of de zetel van werkelijke leiding indien het om een rechtspersoon gaat) gevestigd heeft. Heeft de schenker echter gedurende de afgelopen vijf jaar op meer dan één plaats in België gewoond, dan is het gewest bevoegd waar hij gedurende die vijf jaar het langst gewoond heeft.
Woont de schenker in het buitenland, dan is het bevoegde gewest datgene waar, naargelang van het geval:
· het geschonken onroerend goed ligt;
· de begiftigde woont;
· de akte ter registratie aangeboden wordt.
Op basis van de wetteksten en de administratieve richtlijnen kan men het volgende overzicht opstellen (circ. 12/2005 (AFZ 16/2005), 20.10.2005):
Hoedanigheid schenker |
Hoedanigheid begiftigde |
Aard van de goederen |
Bevoegd gewest |
Rijksinwoner/natuurlijk persoon |
/ |
/ |
Woonplaats schenker |
Rijksinwoner/rechtspersoon |
/ |
/ |
Ligging zetel van werkelijke leiding van de schenker |
Niet-rijksinwoner/natuurlijk persoon |
/ |
Onroerend |
Plaats waar het onroerend goed gelegen is |
Niet-rijksinwoner/rechtspersoon |
/ |
Onroerend |
Plaats waar het onroerend goed gelegen is |
Niet-rijksinwoner/natuurlijk persoon of rechtspersoon |
Rijksinwoner/natuurlijk persoon |
Roerend |
Woonplaats begiftigde |
Niet-rijksinwoner/natuurlijk persoon of rechtspersoon |
Rijksinwoner/rechtspersoon |
Roerend |
Woonplaats begiftigde |
Niet-rijksinwoner/natuurlijk persoon of rechtspersoon |
Niet-rijksinwoner/natuurlijk persoon of rechtspersoon |
Roerend |
Ligging betrokken registratiekantoor (vrije keuze) |
Toelichting a. Onder woonplaats verstaat men de plaats waar iemand zijn domus, zijn familie, het centrum van zijn bedrijvigheid, de zetel van zijn zaken en van zijn bezigheden heeft (M.v.T. bij de wet van 07.03.2002, Doc. 50/1577/001, p. 6).
b. Het Vlaams gewest omvat de provincies Antwerpen, Limburg, Oost-Vlaanderen, West-Vlaanderen en Vlaams-Brabant, evenals de randgemeenten (Drogenbos, Kraainem, Linkebeek, Sint-Genesius-Rode, Wemmel en Wezembeek-Oppem) en de Vlaamse gemeenten die aan de taalgrens gelegen zijn (Voeren, Herstappe, Bever, Spiere-Helkijn, Mesen en Ronse).
Het Waals gewest omvat de provincies Luik, Henegouwen, Luxemburg, Namen en Waals-Brabant, met inbegrip van de gemeenten van het Duitstalig gewest, evenals de taalgrensgemeenten van het Waals gewest met taalfaciliteiten voor de Nederlandstaligen (Komen-Waasten, Moeskroen, Vloesberg en Edingen) en voor de Duitstaligen (Malmedy en Waimes).
Het Brussels Hoofdstedelijk gewest bestaat uit de volgende 19 gemeenten: Anderlecht, Brussel, Elsene, Etterbeek, Evere, Ganshoren, Jette, Koekelberg, Oudergem, Schaarbeek, Sint-Agatha-Berchem, Sint-Gillis, Sint-Jans-Molenbeek, Sint-Joost-ten-Node, Sint-Lambrechts-Woluwe, Sint-Pieters-Woluwe, Ukkel, Vorst, Watermaal-Bosvoorde.
c. Het dichtstbijzijnde registratiekantoor kan men vinden via de site http://www.kadaster.be/Kadaster/Registratiekantoren.
B. Vlaams gewest
I. Grondslag en waardering
art. 2.8.3.0.1, §1 VCF
In principe wordt de schenkbelasting berekend op de verkoopwaarde van de geschonken goederen, zonder aftrek van eventuele kosten of schulden (art. 2.8.3.0.1 VCF). In bepaalde gevallen moet men echter een andere waarde in aanmerking nemen of gelden er speciale regels, met name bij een schenking:
· met last;
· met voorbehoud van het vruchtgebruik of de blote eigendom;
· van beursgenoteerde aandelen;
· van periodieke renten;
· onder voorwaarde.
Toelichting In de praktijk betaalt de schenker vaak ook de schenkbelasting en de bijkomende (notaris)kosten. Deze betaling wordt op fiscaal vlak niet beschouwd als een bijkomende schenking, en is dus niet onderworpen aan de schenkbelasting, op voorwaarde dat dit uitdrukkelijk in de notariële schenkingsakte (notariële schenking) of in het bewijsdocument (hand- of bankgift) vermeld wordt (standpunt nr. 15049, 16.03.2015).
1. Last
art. 2.8.3.0.1, §1 VCF
Ten gunste van de schenker
Deze last heeft geen invloed op de waardering van de schenking. De schenkbelasting wordt geheven op de verkoopwaarde van het geschonken goed, zonder aftrek van de last. Op de last zelf moet de schenker geen schenkbelasting betalen.
Voorbeeld
Ouders schenken aan hun zoon een appartement ter waarde van € 300.000 en een som geld van € 200.000 onder last hen een jaarlijkse rente van € 10.000 toe te kennen tot aan hun overlijden (de ouders zijn reeds 85 jaar oud). De zoon moet schenkbelasting betalen op € 500.000 (€ 300.000 aan onroerende goederen en € 200.000 aan roerende goederen). Op de jaarlijkse rente moeten de ouders niets betalen.
Ten gunste van een derde
In principe heeft deze last geen invloed op de schenkbelasting. Gaat het echter om een last bestaande uit een som, een periodieke rente of een pensioen die onder kosteloze titel in het voordeel van een derde bedongen wordt (die deze aanvaardt), dan wordt de last afgetrokken van het aandeel van de begiftigde en wordt ze belast als een schenking in hoofde van de derde in wiens voordeel ze bedongen werd. Het tarief van de schenkbelasting dat deze derde op de last verschuldigd is, hangt af van de aard van de initieel geschonken goederen (roerend of onroerend) en de verwantschapsband tussen deze derde en de initiële schenker. Omvat de initiële schenking zowel onroerende als roerende goederen, dan moet de last, voor de heffing van de schenkbelasting, evenredig omgedeeld worden (circ. 5/2004 (AFZ 9/2004), nr. 6, 07.04.2004).
Voorbeeld
Ouders schenken aan hun zoon een appartement ter waarde van € 300.000 en een som geld van € 200.000 onder last aan zijn mentaal gehandicapte zus (van 58 jaar) jaarlijks € 20.000 toe te kennen tot aan haar overlijden. De waarde van deze jaarlijkse uitkering bedraagt € 220.000 (€ 20.000 x 11) (voor de coëfficiënt, zie V 9260). Dit bedrag moet als volgt omgedeeld worden: voor 60% op de onroerende goederen (het appartement) en voor 40% op de roerende goederen (de som geld).
De verschillende grondslagen voor de heffing van de schenkbelasting zien er dan als volgt uit:
· voor de zoon: € 168.000 (€ 300.000 - (€ 220.000 x 60%)) aan onroerende goederen en € 112.000 (€ 200.000 - (€ 220.000 x 40%)) aan roerende goederen.
· voor de zus: € 132.000 (€ 220.000 x 60%) aan onroerende goederen en € 88.000 (€ 220.000 x 40%) aan roerende goederen.
2. Vruchtgebruik
a. Onroerende goederen
Levenslang
Gaat het om een schenking van het vruchtgebruik dat gevestigd is op het leven van de schenker, de begiftigde of een derde, dan wordt de waarde ervan in principe vastgesteld aan de hand van de volgende formule (art. 2.9.3.0.4, §1 VCF):
Waarde vruchtgebruik = jaarlijkse bruto-opbrengst van het goed x leeftijdscoëfficiënt
Leeftijd (in jaren)* |
Coëfficiënt |
Leeftijd (in jaren)* |
Coëfficiënt |
20 of minder |
18 |
60 tot 65 |
9,5 |
20 tot 30 |
17 |
65 tot 70 |
8 |
30 tot 40 |
16 |
70 tot 75 |
6 |
40 tot 50 |
14 |
75 tot 80 |
4 |
50 tot 55 |
13 |
80 of meer |
2 |
55 tot 60 |
11 |
||
*Van degene op wiens hoofd het vruchtgebruik gevestigd is, op datum van de schenking. |
De aldus bekomen waarde moet in het voorkomende geval beperkt worden tot 4/5 van de waarde van de volle eigendom van het goed (art. 2.9.3.0.4, §3 VCF).
Toelichting a. Is het vruchtgebruik gevestigd op het hoofd van twee of meer personen, dan wordt er rekening gehouden met de leeftijd van de jongste persoon (art. 2.9.3.0.7 VCF).
b. Wanneer er geen jaarlijkse bruto-opbrengst is, moet men de huurwaarde van het betrokken goed in aanmerking nemen (art. 2.9.3.0.4, §1 VCF).
Voorbeeld
Een man schenkt zijn 28-jarige vriendin het vruchtgebruik (gevestigd op haar hoofd) van een appartement met een jaarlijkse bruto-opbrengst van € 8.500. De waarde van het vruchtgebruik bedraagt aldus € 144.500 (8.500 x 17). Bedraagt de verkoopwaarde van (de volle eigendom van) het appartement echter minder dan € 180.625 (144.500 x 5/4), dan moet de waarde van het vruchtgebruik beperkt worden tot 4/5 van de verkoopwaarde.
Vaste termijn
Gaat het om een schenking van een vruchtgebruik dat gevestigd is voor een bepaalde termijn, dan wordt de waarde ervan in principe vastgesteld aan de hand van de volgende formule (art. 2.9.3.0.4, §2 VCF):
Waarde vruchtgebruik = jaarlijkse bruto-opbrengst van het goed x gekapitaliseerde termijn van het vruchtgebruik
Termijn (in jaren) |
Gekapitaliseerde waarde (jaarlijkse rente van € 1) |
Termijn (in jaren) |
Gekapitaliseerde waarde (jaarlijkse rente van € 1) |
1 |
0,961538 |
16 |
11,652295 |
2 |
1,886094 |
17 |
12,165668 |
3 |
2,775090 |
18 |
12,659296 |
4 |
3,629894 |
19 |
13,133938 |
5 |
4,451821 |
20 |
13,590325 |
6 |
5,242136 |
21 |
14,029159 |
7 |
6,002054 |
22 |
14,451114 |
8 |
6,732744 |
23 |
14,856840 |
9 |
7,435331 |
24 |
15,246961 |
10 |
8,110895 |
25 |
15,622078 |
11 |
8,760476 |
26 |
15,982767 |
12 |
9,385073 |
27 |
16,329584 |
13 |
9,985647 |
28 |
16,663061 |
14 |
10,563122 |
29 |
16,983712 |
15 |
11,118387 |
30 |
17,292031 |
Er geldt echter een dubbele beperking. De aldus verkregen waarde moet in het voorkomende geval beperkt worden tot 4/5 van de waarde van de volle eigendom van het goed (art. 2.9.3.0.4, §3 VCF). Daarnaast mag de aldus verkregen waarde niet meer bedragen dan de waarde die men zou verkrijgen indien het om een levenslang vruchtgebruik zou gaan (art. 2.9.3.0.4, §2, lid 2, 1° VCF).
Voorbeeld
Een man schenkt zijn 58-jarige vriendin het vruchtgebruik, voor een termijn van 20 jaar, van een appartement met een jaarlijkse bruto-opbrengst van € 8.500. De waarde van het vruchtgebruik bedraagt aldus € 115.517,76 (8.500 x 13,590325). Deze waarde moet echter beperkt worden tot € 93.500 (8.500 x 11), zijnde de waarde die men zou verkrijgen indien het om een levenslang vruchtgebruik ging.
b. Roerende goederen
art. 2.8.3.0.1, §2, 3° VCF
LevenslangGaat het om een schenking van het vruchtgebruik dat gevestigd is op het leven van de schenker, de begiftigde of een derde, dan wordt de waarde ervan vastgesteld aan de hand van de volgende formule:
Waarde vruchtgebruik = waarde volle eigendom x 4% x leeftijdscoëfficiënt
Voorbeeld
Een man schenkt zijn 28-jarige vriendin het vruchtgebruik (gevestigd op haar hoofd) van een set juwelen met een verkoopwaarde (volle eigendom) van € 50.000. De waarde van het vruchtgebruik bedraagt aldus € 34.000 (50.000 x 4% x 17).
Vaste termijn
Gaat het om een schenking van een vruchtgebruik dat gevestigd is voor een bepaalde termijn, dan wordt de waarde ervan in principe vastgesteld aan de hand van de volgende formule:
Waarde vruchtgebruik = waarde volle eigendom x 4% x gekapitaliseerde termijn van het vruchtgebruik
De aldus verkregen waarde wordt in het voorkomende geval beperkt tot de waarde die men zou verkrijgen indien het om een levenslang vruchtgebruik zou gaan (art. 2.8.3.0.1, §2 en art. 2.8.3.0.1, §2, 3° VCF).
Voorbeeld
Een man schenkt zijn 58-jarige vriendin het vruchtgebruik, voor een termijn van 20 jaar, van een set juwelen met een verkoopwaarde (volle eigendom) van € 50.000. De waarde van het vruchtgebruik bedraagt aldus € 27.180,65 (50.000 x 4% x 13,590325). Deze waarde moet echter beperkt worden tot € 22.000 (50.000 x 4% x 11), zijnde de waarde die men zou verkrijgen indien het om een levenslang vruchtgebruik ging.
3. Blote eigendom
Behoud vruchtgebruik door de schenker
Gaat het om de schenking van de blote eigendom waarbij het vruchtgebruik door de schenker behouden wordt, dan is de schenkbelasting steeds verschuldigd over de verkoopwaarde van de volle eigendom van de geschonken onroerende (art. 2.8.3.0.1, §2, 2° VCF) of roerende (art. 2.8.3.0.1, §2, 5° VCF) goederen.
Toelichting
Op de eventuele latere schenking van het vruchtgebruik aan de blote eigenaar is geen schenkbelasting meer verschuldigd (art. 2.8.6.0.1, lid 1, 1° VCF).
Behoud vruchtgebruik door een derde
Gaat het om de schenking van de blote eigendom waarbij het vruchtgebruik door een derde behouden wordt, dan wordt de waarde van de blote eigendom bepaald aan de hand van de volgende formule:
Waarde blote eigendom = waarde volle eigendom - waarde vruchtgebruik
Toelichting a. Deze bepaling geldt zowel voor onroerende (art. 2.8.3.0.1, §2 en art. 2.9.3.0.6 VCF) als voor roerende goederen (art. 2.8.3.0.1, §2, 6° VCF).
b. Voor onroerende goederen wordt de waarde van het vruchtgebruik berekend overeenkomstig de regels die van toepassing zijn op een levenslang vruchtgebruik of op een vruchtgebruik voor een bepaalde termijn.
c. Voor roerende goederen wordt de waarde van het vruchtgebruik berekend overeenkomstig de regels die van toepassing zijn op een levenslang vruchtgebruik of op een vruchtgebruik voor een bepaalde termijn.
4. Diverse
art. 2.8.3.0.1, §2, 1° VCF
Beursgenoteerde aandelen
De waardering van aandelen die genoteerd zijn op een beurs in de EER gebeurt aan de hand van de beurswaarde op de eerste dag van de maand waarin de schenking plaatsvindt.
Toelichting
Als er op die datum geen notering was, dan geldt de beurswaarde op de eerstvolgende dag waarop er opnieuw een notering vastgesteld wordt (art. 2.8.3.0.1, §2, 1° VCF).
Renten
Altijddurende renten worden gewaardeerd tegen twintigmaal het jaarlijkse bedrag van de uitkering (art. 2.8.3.0.1, §2, 8° VCF). Lijfrenten en levenslange pensioenen worden gewaardeerd aan de hand van de volgende formule (art. 2.8.3.0.1, §2, 7° VCF):
Aan te geven waarde = jaarlijks bedrag van de uitkering x leeftijdscoëfficiënt van de begiftigde
Voorwaarde
Bij een schenking onder opschortende voorwaarde is de schenkbelasting pas verschuldigd bij vervulling van de voorwaarde. Een speciaal geval vormt de schenking van roerende goederen onder opschortende voorwaarde van het overlijden van de schenker. Om misbruiken te voorkomen worden deze schenkingen beschouwd als een legaat. Er is aldus, bij de vervulling van de voorwaarde (zijnde het overlijden van de schenker), geen schenkbelasting, maar erfbelasting verschuldigd (art. 2.8.4.1.1, §2, lid 2 VCF).
Bij een schenking onder ontbindende voorwaarde is de schenkbelasting onmiddellijk verschuldigd. Gaat de voorwaarde later in vervulling (en wordt de schenking dus ontbonden), dan is er geen teruggave van de schenkbelasting mogelijk.
II. Tarief
A. Algemeen tarief
Voor de heffing van de schenkbelasting worden tarieven gehanteerd die afhangen van:
· de verwantschaps- of samenlevingsband tussen de schenker en de begiftigde; en
· de aard van het geschonken goed (roerend of onroerend).
a. Bloedverwanten in rechte lijn, echtgenoten en samenwonenden
Beoogde personen
De bloedverwanten in rechte lijn zijn (art. 1.1.0.0.2, lid 5, 5° VCF):
· de kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen;
· de ouders, grootouders en overgrootouders;
· de stiefkinderen en stiefouders;
· de zorgkinderen en zorgouders, op voorwaarde dat het zorgkind vóór de leeftijd van 21 jaar inwoonde bij de schenker, deze inwoning minstens drie achtereenvolgende jaren plaatsgevonden heeft en het kind gedurende die tijd hulp en verzorging van de schenker (en zijn partner) gekregen heeft (art. 1.1.0.0.2, lid 6, 5° c VCF);
· de adoptiekinderen en adoptieouders.
Onder samenwonenden verstaat men zowel de wettelijk als de feitelijk samenwonenden (art. 1.1.0.0.2, lid 5, 4° VCF). In geval van feitelijke samenwoning moet deze minstens één jaar ononderbroken geduurd hebben en moet er een gemeenschappelijke huishouding plaatsgevonden hebben (art. 1.1.0.0.2, lid 6, 4° c VCF). Onder echtgenoten verstaat men de personen die verbonden zijn door het huwelijk.
Toelichting a. Voor de stiefkinderen en de stiefouders is de gelijkstelling beperkt tot één generatie. Stiefkleinkinderen en stiefgrootouders behoren dus niet tot de bloedverwanten in rechte lijn.
b. Gewoon geadopteerde kinderen worden slechts gelijkgesteld met bloedverwanten in rechte lijn indien aan een van de volgende voorwaarden voldaan is (art. 1.1.0.0.2, lid 6, 5° d VCF):
· wanneer het adoptiekind een kind is van de partner van de adoptant (stiefouderadoptie);
· wanneer, op het ogenblik van de adoptie, het adoptief kind onder de voogdij was van de openbare onderstand of van een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn of van een vergelijkbare instelling binnen de Europese Economische Ruimte (EER), of wees van een voor België gestorven vader of moeder;
· wanneer het adoptiekind, vóór de leeftijd van 21 jaar, gedurende drie achtereenvolgende jaren hoofdzakelijk van de adoptant of van deze en zijn partner samen, de hulp en verzorging gekregen heeft die kinderen normaal van hun ouders krijgen (caritatieve adoptie);
· wanneer de adoptie gedaan werd door een persoon van wie alle afstammelingen voor België gestorven zijn.
c. Wanneer er een einde gekomen was aan het huwelijk of de wettelijke samenwoning (door echtscheiding, scheiding van tafel en bed of kennisgeving aan de ambtenaar van de burgerlijke stand), is dit tarief niet meer van toepassing, tenzij er gemeenschappelijke kinderen (of afstammelingen hiervan) bestaan (art. 1.1.0.0.2, lid 5, 5° e VCF). Bij feitelijke scheiding behoudt men het recht op deze tarieven.
Tarief
Voor roerende goederen geldt er een vlak tarief van 3% (art. 2.8.4.1.1, §2, 1° VCF).
Voor onroerende goederen gelden de volgende progressieve tarieven, die individueel bepaald worden (art. 2.8.4.1.1, §1 VCF en art. 2.8.4.3.1, §1 VCF):
Gedeelte van het brutoaandeel |
Tarief |
|
Algemeen |
Vermindering(1) en (2) |
|
€ 0 tot € 150.000 |
3% |
3% |
€ 150.000 tot € 250.000 |
9% |
6% |
€ 250.000 tot € 450.000 |
18% |
12% |
€ 450.000 en meer |
27% |
18% |
(1) Bij energierenovatie of verhuur op lange termijn van onroerende goederen gelegen in het Vlaams gewest (art. 2.8.4.3.1, §3, lid 2 VCF). (2) Ingeval van schenking van beschermde monumenten gelegen in het Vlaams gewest (art. 2.8.4.4.1 VCF). |
Toelichting
a. Onder energierenovatie verstaat men bepaalde renovatiewerken ter waarde van minimaal € 10.000 (excl. btw) die de begiftigde binnen de vijf jaar na de schenking moet laten uitvoeren aan het geschonken goed (art. 2.8.4.3.1, §1 VCF).
b. Onder verhuur op lange termijn verstaat men een verhuur van minstens negen jaar, gesloten binnen de drie jaar na de schenking, waarbij men een geregistreerde huurovereenkomst en een conformiteitsattest kan voorleggen (art. 2.8.4.3.1, §2 VCF).
c. Voor beschermde monumenten wordt de vermindering van de schenkbelasting enkel toegestaan op voorwaarde dat er, binnen de vijf jaar vanaf de datum van de schenkingsakte, voor een bedrag dat overeenstemt met de uitgespaarde schenkbelasting geïnvesteerd wordt in beheersmaatregelen, werkzaamheden of diensten die noodzakelijk zijn voor het behoud of de herwaardering van de erfgoedkenmerken en -elementen van het beschermde monument. Daarnaast moet er voor het beschermde monument ook een beheersplan opgemaakt zijn dat goedgekeurd werd door het agentschap Onroerend Erfgoed van de Vlaamse Overheid (art. 2.8.4.4.1, §1, 1° VCF).
d. Bij de schenking van onroerende goederen moet men mogelijk rekening houden met een progressievoorbehoud.
Voorbeeld
Ouders schenken samen een appartement ter waarde van € 500.000 aan hun zoon. De te betalen schenkbelasting bedraagt € 27.000 ((150.000 x 3%) + (100.000 x 9%) x 2 (deel vader en deel moeder)). Wanneer de zoon voldoet aan de voorwaarden voor de vermindering wegens energierenovatie of verhuur op lange termijn kan hij een teruggave van de schenkbelasting bekomen ter waarde van € 6.000 ((150.000 x 3%) + (100.000 x 6%) x 2 (deel vader en deel moeder) - € 27.000).
b. Anderen
Voor roerende goederen geldt er een vlak tarief van 7% (art. 2.8.4.1.1, §2, 2° VCF).
Voor onroerende goederen gelden de volgende progressieve tarieven, die individueel bepaald worden (art. 2.8.4.1.1, §1 VCF en art. 2.8.4.3.1, §1 VCF):
Gedeelte van het brutoaandeel |
Tarief |
|
Algemeen |
Vermindering(1) en (2) |
|
€ 0 tot € 150.000 |
10% |
9% |
€ 150.000 tot € 250.000 |
20% |
17% |
€ 250.000 tot € 450.000 |
30% |
24% |
€ 450.000 en meer |
40% |
31% |
(1) Bij energierenovatie of verhuur op lange termijn van onroerende goederen gelegen in het Vlaams gewest (art. 2.8.4.3.1, §3, lid 2 VCF). (2) In geval van schenking van beschermde monumenten gelegen in het Vlaams gewest (art. 2.8.4.4.1 VCF). |
Toelichting. Bij de schenking van onroerende goederen moet men mogelijk rekening houden met een progressievoorbehoud.
Voorbeeld
Een man schenkt een appartement ter waarde van € 200.000 aan zijn broer en een som geld van € 120.000, te verdelen onder zijn drie neven en nichten. De verschuldigde schenkbelasting bedraagt:
In hoofde van de broer: € 25.000 ((150.000 x 10%) + (50.000 x 20%)).
In hoofde van de drie neven en nichten: ieder € 2.800 (40.000 x 7%).
B. Verlaagde tarieven, vrijstellingen en verminderingen
Naast de algemene tarieven bestaan er de volgende verlaagde tarieven, vrijstellingen en verminderingen:
· doorschenken na erfenis;
· familiale ondernemingen;
· brownfieldprojecten;
· natuurbeheer;
· kinderlast;
· gehandicapte personen;
· overheden, instellingen en goede doelen.
1. Doorschenken na erfenis
Principe
Heeft men een erfenis ontvangen van een ascendent (ouder of grootouder) of zijn partner, dan kan men deze (of een deel daarvan) onder bepaalde voorwaarden met vrijstelling van schenkbelasting doorschenken aan zijn afstammelingen.
Erft men onroerende goederen, dan kan men enkel diezelfde onroerende goederen belastingvrij doorschenken aan zijn afstammelingen. Erft men roerende goederen, dan wordt enkel de waarde van deze goederen in aanmerking genomen. Het is dus bv. mogelijk om zelf aandelen te erven en vervolgens een geldbedrag door te schenken.
Voorwaarden
De vrijstelling kan enkel toepast worden wanneer (art. 2.8.6.0.9 VCF):
· de nalatenschap van de erflater waaruit de waarde van de geschonken goederen verkregen werd, fiscaal gelokaliseerd is in het Vlaams gewest;
· het overlijden plaatsgevonden heeft na 31 augustus 2018;
· de erfbelasting die geheven werd op de overdracht, betaald is;
· de schenking gebeurt binnen één jaar na het openvallen van de nalatenschap;
· de schenking noch aan een opschortende voorwaarde, noch aan een opschortende termijn onderworpen is;
· deze uitdrukkelijk gevraagd wordt.
Grenzen
Waarde van de geschonken goederen overtreft de waarde van de goederen die belast zijn met erfbelasting
De vrijstelling wordt slechts toegepast in de mate dat de waarde van de geschonken goederen de brutowaarde van de met erfbelasting belaste goederen niet te boven gaat. De vrijstelling is dus maximaal gelijk aan (Standpunt Vlabel nr. 19021, 06.12.2021):
het bedrag van de schenkbelasting zonder toepassing van de vrijstelling |
x |
het gedeelte van de schenking dat overeenstemt met de met erfbelasting belaste brutowaarde |
--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- |
||
de totale belastbare grondslag van de schenking |
Voorbeeld
Een man heeft aandelen geërfd van zijn vader en schenkt deze acht maanden later door aan zijn zoon. Bij het openvallen van de nalatenschap bedroeg de waarde van de aandelen € 1.000.000. Op het ogenblik van de schenking zijn deze aandelen € 1.200.000 waard. De vrijstelling van de schenkbelasting wordt in dat geval beperkt tot € 25.000 (€ 30.000 x € 1.000.000/€ 1.200.000). Er is dus uiteindelijk nog € 5.000 (€ 30.000 - € 25.000) schenkbelasting verschuldigd.
De schenking heeft slechts betrekking op een deel van de waarde die met erfbelasting belast is
Voor het berekenen van de vrijstelling wordt slechts een gedeelte van de erfbelasting in aanmerking genomen. Het bedrag van de erfbelasting is bijgevolg maximaal gelijk aan (Standpunt Vlabel nr. 19021, 06.12.2021):
het bedrag van de erfbelasting berekend in hoofde van de schenker op de betrokken categorie goederen |
x |
het gedeelte van de schenking dat overeenstemt met de met erfbelasting belaste brutowaarde |
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- |
||
de brutowaarde van de met erfbelasting belaste goederen in de betrokken categorie |
Voorbeeld
Een vrouw heeft een bedrag van € 100.000 geërfd van haar vader en besluit hiervan € 10.000 te schenken aan haar dochter. De vrijstelling van de schenkbelasting wordt in dat geval beperkt tot € 600 (€ 6.000 x € 10.000/€ 100.000). Op deze schenking van € 10.000 is er echter slechts € 300 (€ 10.000 x 3%) schenkbelasting verschuldigd. De beperking zal hier dus geen uitwerking krijgen.
Progressievoorbehoud
Inzake progressievoorbehoud gelden dezelfde regels als voor andere schenkingen. Concreet betekent dit dat:
· voor een nieuwe schenking na een doorgeefschenking (door dezelfde schenker aan dezelfde begiftigde binnen de drie jaar) het progressievoorbehoud bij deze tweede schenking toegepast wordt;
· wanneer de doorgeefschenking een eerdere schenking door dezelfde schenker aan dezelfde begiftigde binnen de drie jaar volgt, de gewone schenkbelasting op deze doorgeefschenking berekend zal worden, dus met toepassing van het progressievoorbehoud. Op dit bedrag zal vervolgens de gehele of gedeeltelijke vrijstelling toegepast worden;
· wanneer de schenker op zijn beurt overlijdt binnen de drie jaar na de doorgeefschenking, bij de berekening van de erfbelasting het progressievoorbehoud toepasbaar zal zijn, rekening houdend met de heffingsgrondslag van de doorgeefschenking.
2. Familiale ondernemingen
art. 2.8.6.0.3 - 2.8.6.0.7 VCF; Omzendbrief Vlabel 2015/2, 15.12.2015
Principe
De schenking van een familiale onderneming (eenmanszaak of vennootschap) kan onder bepaalde voorwaarden plaatsvinden met vrijstelling van schenkbelasting, ongeacht de hoedanigheid van de begiftigde.
Toelichting Dit gunstregime heeft als doel de opvolging in familiebedrijven te stimuleren om op die manier de continuïteit te garanderen.
Beoogde activa
De activa die in aanmerking komen voor de vrijstelling zijn de volgende:
· Voor een eenmanszaak: de beroepsmatige goederen (met uitsluiting van onroerende goederen die hoofdzakelijk voor bewoning bestemd zijn).
· Voor een vennootschap: de aandelen en certificaten van aandelen (met uitsluiting van winstaandelen en oprichtersaandelen).
Toelichting
a. Het kan gaan om zowel de volle eigendom, de blote eigendom als het vruchtgebruik (art. 2.8.6.0.3, §1, lid 1 VCF).
b. Of de goederen ‘beroepsmatig’ gebruikt worden, zal concreet gecontroleerd worden aan de hand van de laatste aangifte of het laatste aanslagbiljet voor personenbelasting van de schenker of zijn partner (code 1105/2105) (Omzendbrief Vlabel 2015/2, nr. 2.1.2).
c. Of een onroerend goed al dan niet geheel of gedeeltelijk tot bewoning wordt aangewend of bestemd is, wordt per geval beoordeeld door Vlabel. Indien slechts een gedeelte van het onroerend goed voor bewoning in aanmerking komt, moet in de aangifte een duidelijke vermelding gemaakt worden van de opsplitsing (Omzendbrief Vlabel 2015/2, nr. 2.1.3).
d. Een bouwgrond komt niet in aanmerking voor de vrijstelling, zelfs al wordt deze gebruikt voor landbouwdoeleinden. Als bouwgrond wordt beschouwd, een perceel grond dat stedenbouwkundig bestemd is tot woningbouw of een onroerend goed dat ermee gelijkgesteld wordt (Omzendbrief Vlabel 2015/2, nr. 2.13, 15.12.2015).
Voorwaarden
Eenmanszaak Voor een eenmanszaak zijn de voorwaarden om in aanmerking te komen voor de vrijstelling de volgende:
1. Uitoefening van een toegelaten activiteit: het moet gaan om een nijverheids-, handels-, ambachts- of landbouwbedrijf of een vrij beroep.
2. Uitoefening van een activiteit in de Europese Economische Ruimte (EER).
3. Persoonlijke exploitatie: de eenmanszaak moet door de schenker en/of zijn partner (echtgenoot of samenwonende), eventueel samen met anderen, persoonlijk geëxploiteerd worden.
Toelichting a. Onder ‘partner’ verstaat men de persoon die op de dag van de schenking met de schenker gehuwd is, wettelijk samenwoont of feitelijk samenwoont sinds ten minste drie jaar en met de schenker een gemeenschappelijke huishouding voert (art. 1.1.0.0.2, lid 6, 4° VCF). Een kind, een broer of zus kunnen, indien ze aan de samenwoningsvoorwaarde voldoen, ook beschouwd worden als een partner (Omzendbrief Vlabel 2015/2, nr. 2.1.1).
b. Of voldaan is aan de voorwaarde inzake ‘persoonlijke exploitatie’ wordt gecontroleerd aan de hand van de laatste aangifte of het aanslagbiljet van personenbelasting van de schenker en of zijn partner. Er wordt specifiek nagegaan of er onder code 1600/2600 (winsten van een onderneming) en 1650/2650 (baten van vrije beroepen, ambten, posten of andere winstgevende bezigheden) inkomsten zijn aangegeven (Omzendbrief Vlabel 2015/2, nr. 2.1.1).
Vennootschap
Voor een vennootschap zijn de voorwaarden om in aanmerking te komen voor de vrijstelling de volgende:
1. Uitoefening van een toegelaten activiteit (zie eenmanszaak).
2. Maatschappelijke zetel in de Europese Economische Ruimte (EER).
3. Reële economische activiteit: enkel vennootschappen met een reële economische activiteit komen in aanmerking voor de vrijstelling. Een vennootschap wordt geacht (weerlegbaar vermoeden) geen economische activiteit te hebben wanneer gedurende minstens één van de drie boekjaren vóór de schenking (cumulatief) blijkt dat:
1. de bezoldigingen, sociale lasten en pensioenen minder dan 1,50% uitmaken van het totale actief; en
2. de terreinen en gebouwen meer dan 50% uitmaken van het totale actief.
4. Minimumparticipatie: de aandelen van de vennootschap moeten, op het ogenblik van de schenking, voor minstens 50% in volle eigendom toebehoren aan de schenker en/of zijn familie. Hebben de schenker en/of zijn familie minstens 30% van de aandelen in volle eigendom, dan komt de vennootschap eveneens in aanmerking voor de vrijstelling op voorwaarde dat de schenker en zijn familie:
1. gezamenlijk met één andere aandeelhouder en zijn familie volle eigenaar zijn van minstens 70% van de aandelen van de vennootschap; ofwel
2. gezamenlijk met twee andere aandeelhouders en hun familie volle eigenaar zijn van minstens 90% van de aandelen van de vennootschap.
Toelichting a. Onder ‘familie’ verstaat men: de partner, de verwanten in rechte lijn (alsook hun partner), de zijverwanten tot en met de tweede graad (alsook hun partner) en de kinderen van broers en zussen van de schenker (art. 2.8.6.0.3, §2, lid 1, 4° VCF).
b. De bezoldigingen, sociale lasten en pensioenen (post 62) omvatten enkel de kosten verbonden aan het personeel dat is ingeschreven in het personeelsregister. Er wordt dus geen rekening gehouden met uitkeringen en vergoedingen van bestuurders, zaakvoerders en werkende vennoten, toegekend buiten enige arbeidsovereenkomst of personeelskosten die onder post 61 werden geboekt (Omzendbrief Vlabel 2015/2, nr. 2.2.3, 15.12.2015).
c. Onder terreinen en gebouwen verstaat men deze die geboekt werden als materiële vaste activa (post 22). Er wordt dus rekening gehouden met de boekwaarde van deze activa (Omzendbrief Vlabel 2015/2, nr. 2.2.3, 15.12.2015).
d. Een patrimoniumvennootschap waarvan de activiteit uitsluitend bestaat uit het beheer van onroerende goederen komt niet in aanmerking voor het gunstregime (Omzendbrief Vlabel 2015/2, nr. 2.2.2, 15.12.2015).
e. Holdingvennootschappen komen onder bepaalde voorwaarden ook (gedeeltelijk) in aanmerking voor de vrijstelling, namelijk wanneer ze zelf (actieve holding) of via minstens één directe dochtervennootschap (waarin ze minstens 30% van de aandelen aanhouden) (passieve holding) aan de activiteitsvoorwaarde voldoen (art. 2.8.6.0.3, §2, lid 1, 2° VCF; Omzendbrief Vlabel 2015/2, nr. 2.2.2, 15.12.2015). In hoofde van de passieve holding wordt het verlaagd tarief slechts proportioneel toegekend.
f. Een holdingvennootschap die louter managementactiviteiten uitoefent voor een of meerdere dochtervennootschappen komt niet in aanmerking voor het gunstregime (Omzendbrief Vlabel 2015/2, nr. 2.2.2, 15.12.2015).
g. Een holdingvennootschap die louter intragroepdiensten uitvoert voor haar onderliggende dochtervennootschappen kan in aanmerking komen voor het gunstregime, bv. als ze zich bezighoudt met de boekhouding of het personeelsregister van de dochtervennootschappen (Omzendbrief Vlabel 2015/2, nr. 2.2.2, 15.12.2015).
h. Werd de familiale vennootschap ondergebracht in een maatschap, dan komt deze eveneens in aanmerking voor het gunstregime. De maatschap wordt immers als fiscaal transparant beschouwd, zodat rechtstreeks wordt gekeken naar de participaties die door de natuurlijke personen achter de maatschap worden aangehouden (Omzendbrief Vlabel 2015/2, nr. 2.2.2, 15.12.2015).
i. Wordt er gewerkt met een stichting administratiekantoor, dan komt de familiale vennootschap eveneens in aanmerking voor het gunstregime. Wat betreft de participatievoorwaarde zullen in dat geval de certificaten in aanmerking genomen worden (Omzendbrief Vlabel 2015/2, nr. 2.2.2, 15.12.2015).
j. Voorafgaand aan de authentieke akte van schenking kan men een attest aanvragen bij de Vlaamse Belastingdienst waaruit blijkt dat, op het moment van het verzoek, aan deze voorwaarden voldaan is (art. 3.21.0.0.1 VCF).
k. Wat betreft de participatievoorwaarde komen de aandelen die toebehoren aan rechtspersonen niet in aanmerking om te worden samengeteld met de aandelen die toebehoren aan de schenker. Onrechtstreeks aandelenbezit via een holding of een andere vennootschap komt bijgevolg niet in aanmerking (Omzendbrief Vlabel 2015/2, nr. 2.2.1, 15.12.2015).
Voorbeelden - Reële economische activiteit
Voorbeeld 1
Post |
Bedrag |
Totaal actief (post 20/58) |
1.500.000 |
Bezoldigingen, sociale lasten, pensioenen (post 62 resultatenrekening) |
20.000 |
Terreinen en gebouwen (post 22) |
800.000 |
De bezoldigingen, sociale lasten en pensioen maken een percentage gelijk of lager dan 1,50% uit van de totale activa (20.000/1.500.000 = 1,33%).
De terreinen en gebouwen maken meer dan 50% uit van het totale actief (800.000/1.500.000 = 53,33%).
De vennootschap wordt dus geacht géén economische activiteit te hebben. Men kan dit vermoeden weerleggen door bv. aan te tonen dat de onroerende goederen die zich in de vennootschap bevinden aangewend worden voor de economische activiteit van de vennootschap (en dus geen privaat patrimonium vormen).
Voorbeeld 2
Post |
Bedrag |
Totaal actief (post 20/58) |
1.500.000 |
Bezoldigingen, sociale lasten, pensioenen (post 62 resultatenrekening) |
200.000 |
Terreinen en gebouwen (post 22) |
500.000 |
De bezoldigingen, sociale lasten en pensioenen maken 13,33% uit van de totale activa (200.000/1.500.000).
De terreinen en gebouwen maken 33,33% uit van de totale activa (500.000/1.500.000)
De vennootschap wordt dus geacht een economische activiteit te hebben.
Formaliteiten
Notariële akte
De schenking moet gebeuren door middel van een notariële akte. De betrokken partijen moeten hierin uitdrukkelijk om de toepassing van de vrijstelling verzoeken. In deze akte moeten de volgende gegevens vermeld worden (Omzendbrief Vlabel 2015/2, nr. 8.1 en 8.2, 15.12.2015):
· de benaming en het ondernemingsnummer van de familiale onderneming of familiale vennootschap waarvoor de vrijstelling gevraagd wordt;
· de voornaam en achternaam van de medeaandeelhouders van de schenker en hun graad van verwantschap met de schenker;
· hetzij de activa van de familiale onderneming met een duidelijke omschrijving en verwijzing naar de boekhouding en, als het onroerende goederen betreft, de vermelding of ze al dan niet hoofdzakelijk voor bewoning worden aangewend of zijn bestemd;
· hetzij het aantal aandelen en de precieze aard van alle aandelen van een familiale vennootschap met enerzijds de vermelding van het aantal aandelen dat in het bezit was van de schenker en van andere bij naam te noemen medeaandeelhouders, en anderzijds de aard van het zakelijk recht dat de schenker en andere bij naam te noemen personen bezitten.
Documenten
Men moet de volgende documenten indienen bij de Vlaamse Belastingdienst (Omzendbrief Vlabel 2015/2, nr. 8.3, 15.12.2015):
· kopieën van het rechtsgeldige aandelenregister of, bij gebrek daaraan, de door alle aandeelhouders ondertekende notulen van de laatste algemene vergadering die voorafgaat aan de authentieke akte van schenking, waarop op ondubbelzinnige wijze de participaties blijken;
· een kopie van de laatste door de schenker ingediende fiscale aangifte voor de personenbelasting (bij een familiale onderneming);
· een kopie van de gecoördineerde statuten, zoals die van toepassing zijn op de datum van de authentieke akte van de schenking.
Toelichting
a. Deze documenten moeten ingediend worden binnen de zeven dagen vanaf de werkdag die volgt op de datum van registratie van de authentieke akte (Omzendbrief Vlabel 2015/2, nr. 8.3, 15.12.2015).
b. Wanneer de maatschappelijke zetel in het buitenland gevestigd is, moet men eveneens kopieën van de goedgekeurde jaarrekeningen van de drie boekjaren die voorafgaan aan de notariële akte van de schenking, opgemaakt overeenkomstig de toepasselijke boekhoudwetgeving van de plaats waar de maatschappelijke zetel gevestigd is, indienen (Omzendbrief Vlabel 2015/2, nr. 8.3, 15.12.2015).
Behoud van de vrijstelling
Het is niet voldoende dat men op het ogenblik van de schenking voldoet aan de voorwaarden voor de vrijstelling. Men moet immers ook nadien nog voldoen aan een aantal voorwaarden.
Voor een eenmanszaak gaat het om de volgende voorwaarden:
1. Voortzetting van de onderneming: na de schenking moet de onderneming gedurende ten minste drie jaar voortgezet worden. Deze voorwaarde is vrij soepel, aangezien:
1. het niet om dezelfde activiteit moet gaan (men kan bv. een landbouwonderneming omvormen tot een handelsonderneming);
2. de voortzetting niet persoonlijk door de begiftigden moet gebeuren.
2. Verbod tot bewoning: de onroerende goederen die geschonken werden met vrijstelling van schenkbelasting mogen, gedurende een periode van drie jaar, niet hoofdzakelijk voor bewoning aangewend worden. Wordt deze voorwaarde geschonden, dan zal het betrokken goed volledig onderworpen worden aan de normale schenkbelasting.
Voor een vennootschap gaat het om de volgende voorwaarden:
1. Voortzetting van de onderneming (zie eenmanszaak).
2. Behoud van het kapitaal: het kapitaal van de vennootschap mag gedurende de eerste drie jaar na de schenking niet door uitkering of terugbetalingen dalen. Wordt er een daling vastgesteld, dan zal in die verhouding de normale schenkbelasting verschuldigd zijn.
3. Opmaak (en presentatie) van de jaarrekening: de vennootschap moet, gedurende de eerste drie jaar na de schenking, een jaarrekening opmaken en deze in het voorkomende geval publiceren overeenkomstig de boekhoudwetgeving van de bevoegde lidstaat.
4. Behoud van de zetel van werkelijke leiding binnen de EER gedurende de eerste drie jaar na het overlijden.
Kinderlast
Schenkingen van onroerende goederen aan personen met minstens drie kinderen van minder dan 21 jaar ten laste geven recht op een vermindering van de schenkbelasting. Deze vermindering bedraagt in principe 2% per kind, met een maximum van € 62 per kind. Gaat het echter om een schenking tussen partners, dan bedraagt deze vermindering 4% per kind dat minder dan 21 jaar is, met een maximum van € 124 per kind (art. 2.8.5.0.1, §1, lid 1 VCF).
Toelichting
a. Ook adoptiekinderen komen in aanmerking. Diegenen die ‘gewoon’ geadopteerd werden, moeten zich ten opzichte van de begiftigde in één van de vier uitzonderingsgevallen bevinden (art. 1.1.0.0.2, lid 5, 5° d VCF).
b. Het verwekt kind wordt met een kind gelijkgesteld indien het levensvatbaar geboren wordt (art. 2.8.5.0.1, §1, lid 3 VCF).
c. Onder partners verstaat men gehuwden en wettelijk of feitelijk samenwonenden (art. 1.1.0.0.2, lid 5, 4° VCF).
Gehandicapten
Schenkingen van onroerende goederen aan gehandicapte personen zijn gedeeltelijk vrijgesteld van de schenkbelasting. Het bedrag van de vrijstelling wordt verkregen door een basisbedrag te vermenigvuldigen met een bepaalde factor (art. 2.8.3.0.4 VCF).
Dit basisbedrag hangt af van het tarief waaraan de schenking aan de gehandicapte onderworpen is. Wordt deze belast aan de tarieven die van toepassing zijn op schenkingen ‘in rechte lijn, tussen echtgenoten en tussen samenwonenden’, dan bedraagt dit € 3.000. In de andere gevallen bedraagt dit € 1.000. De factor is afhankelijk van de leeftijd van de gehandicapte.
Leeftijd (in jaren) |
Factor |
Leeftijd (in jaren) |
Factor |
< 20 |
18 |
60 - 65 |
9,5 |
20 - 30 |
17 |
65 - 70 |
8 |
30 - 40 |
16 |
70 - 75 |
6 |
40 - 50 |
14 |
75 - 80 |
4 |
50 - 55 |
13 |
80 en ouder |
2 |
55 - 60 |
11 |
Toelichting
a. Onder ‘gehandicapte’ verstaat men de personen vermeld in art. 135, lid 1, 1° WIB 92 (art. 1.1.0.0.2, lid 2, 1° VCF).
b. Het gaat om een eenmalige vrijstelling. Hebben er reeds schenkingen plaatsgevonden tussen de schenker en de begiftigde waarbij er van deze vermindering gebruik gemaakt werd, dan kan men deze niet opnieuw toepassen (art. 2.8.3.0.4, lid 2 VCF).
Voorbeeld
Een vader schenkt een onroerend goed ter waarde van € 200.000 aan zijn gehandicapte zoon van 22 jaar. Deze kan bijgevolg aanspraak maken op een vrijgestelde schijf van € 51.000 (3.000 x 17). De concrete besparing bedraagt bijgevolg € 1.530 (51.000 x 3%).
Gaat het om een schenking aan een gehandicapte vriend van 22 jaar, dan bedraagt de vrijgestelde schijf € 17.000 (1.000 x 17) en de concrete besparing € 1.700 (17.000 x 10%).
Overheden, instellingen en goede doelen
Er geldt een vrijstelling voor schenkingen aan (art. 2.8.4.1.1, §3 VCF):
· de gewesten, Gemeenschappen en Gemeenschapscommissies;
· een staat in de Europese Economische Ruimte;
· de provincies en gemeenten in het Vlaams gewest;
· de hierboven vermelde openbare instellingen van de publiekrechtelijke rechtspersonen;
· erkende sociale huisvestingsmaatschappijen als vermeld in art. 40 van de Vlaamse Wooncode van 15 juli 1997;
· de coöperatieve vennootschap Vlaams Woningfonds van de grote gezinnen;
· dienstverlenende en opdrachthoudende verenigingen als vermeld in art. 12, §2, 2° en 3°, van het decreet van 6 juli 2001 houdende de intergemeentelijke samenwerking;
· verenigingen zonder winstoogmerk, ziekenfondsen en landsbonden van ziekenfondsen, internationale verenigingen zonder winstoogmerk en stichtingen van openbaar nut;
· openbare centra voor maatschappelijk welzijn.
Voor schenkingen aan private stichtingen en beroepsorganisaties geldt een verlaagd tarief van 5,5%.
Toelichting De vrijstelling of het verlaaggd tarief is ook van toepassing op gelijksoortige rechtspersonen die opgericht zijn volgens en onderworpen zijn aan de wetgeving van een andere staat van de EER, en die bovendien hun statutaire zetel, hun hoofdbestuur of hun hoofdvestiging binnen de EER hebben (art. 2.8.4.1.1, lid 3 VCF).
C. Progressievoorbehoud
art. 2.8.3.0.3 VCF
Algemeen
Schenkt men een onroerend goed, dan wordt er in principe rekening gehouden met de onroerende schenkingen, tussen dezelfde partijen gedaan, die dagtekenen van minder dan drie jaar vóór de datum van de nieuwe schenking en die vóór laatstgenoemde datum geregistreerd werden of verplicht registreerbaar geworden zijn. Deze schenkingen worden dus bij de belastbare grondslag van de nieuwe schenking gevoegd om de tariefschijf te bepalen waartegen de nieuwe schenking belast moet worden.
Er wordt echter geen rekening gehouden met de schenkingen van onroerende goederen (art. 2.8.3.0.3, §1, lid 2, 3° VCF):
· gelegen in het buitenland;
· die deel uitmaakten van een vrijgestelde schenking ‘familiale onderneming’;
· die deel uitmaakten van een vrijgestelde schenking ‘brownfielsproject’.
Toelichting De vroegere schenkingen worden niet opnieuw belast. Deze tellen enkel mee om het toepasselijk percentage, dat toegepast moet worden op de nieuwe schenking, te bepalen (art. 2.8.3.0.3, §1 VCF).
Voorbeeld
Ouders schenken samen een appartement ter waarde van € 500.000 aan hun zoon. Indien de ouders twee jaar geleden samen reeds een bouwgrond ter waarde van € 150.000 geschonken hadden aan hun zoon, zou er op de schenking van het appartement € 49.500 in plaats van € 27.000 (zie voorbeeld in V 9520) schenkbelasting verschuldigd zijn.
Berekening: (75.000 x 0%) + (75.000 x 3%) + (100.000 x 9%) + (75.000 x 18%) x 2 (deel vader en deel moeder).
Schenken in schijfjes
Door dit progressievoorbehoud voor onroerende schenkingen kan de schenkbelasting sterk oplopen, afhankelijk van:
· de grootte van het te schenken onroerend vermogen;
· het aantal schenkers;
· het aantal begiftigden.
Men kan dit progressievoorbehoud echter vrij eenvoudig omzeilen door onroerende goederen te schenken in schijfjes. Concreet houdt dit in dat men onroerende goederen gefaseerd gaat schenken, met tussenpozen van drie jaar. Deze werkwijze kan men zelfs toepassen op één en hetzelfde onroerend goed.
Toelichting
Bij een schenking in schijfjes zullen wel bijkomende notariskosten verschuldigd zijn aangezien er meerdere notariële schenkingen moeten verleden worden. Dit zal doorgaans echter geenszins opwegen tegen de bespaarde schenkbelasting.
Voorbeeld
Vader en moeder wensen hun appartement in Knokke met een verkoopwaarde van € 1.200.000 te schenken aan hun zoon. Indien ze dit in één keer schenken zal er in totaal € 180.000 schenkbelasting verschuldigd zijn ((€ 150.000 x 3%) + (€ 100.000 x 9%) + (€ 200.000 x 18%) + (€ 150.000 x 27%) x 2 (deel vader en deel moeder)). Men betaalt dus gemiddeld 15% schenkbelasting.
Door dit appartement echter in schijfjes te schenken met tussenpozen van minstens drie jaar, kan men het tarief van de schenkbelasting verlagen tot 3%. In totaal zal er dan slechts € 36.000 schenkbelasting verschuldigd zijn, hetgeen een besparing betekent van € 144.000.
Concreet zullen vader en moeder ieder in vier fasen een eigendomsdeel ter waarde van € 150.000 schenken. Laat men steeds exact drie jaar tussen de verschillende schenkingen, dan zal het volledige appartement geschonken zijn aan de zoon in jaar N+9.